Warm dak-constructie bij pannendaken

Bij een warm dak-constructie van een hellend pannendak wordt aan de buitenzijde op het dakbeschot isolatiemateriaal aangebracht. Onbeschoten kappen zullen hierbij eerst moeten worden beschoten. Vaak wordt een zogenaamd onderdak onder de pannen toegepast: een extra laag in de vorm van bijvoorbeeld een ademende folie om te voorkomen dat het isolatiemateriaal nat wordt bij vochtdoorslag.

Een nadeel van een warm dak is dat alle bestaande pannen eraf moeten en dat het dakpakket dikker zal worden waardoor aansluitingsproblemen bij bijvoorbeeld goten of geveltoppen kunnen ontstaan. Om dit enigszins te ondervangen kunnen dunnere isolatieplaten of gelaagde folies worden toegepast. Let wel, deze folies kunnen niet rechtstreeks op het dakbeschot worden aangebracht. Er dient aan beide zijden minimaal 15 mm ruimte te worden gehouden. Er zijn ook dunne hoogwaardige isolatieplaten in de handel. De isolatiewaarde hangt sterk af van het gekozen product en de uiteindelijke dikte van de toegepaste isolatie.

Aandachtspunten:

  • De ´pannenlijn´ van het dakvlak moet altijd lager liggen dan de geveltop. Bij weinig ruimte kan eventueel gewerkt worden met een verholen goot.
  • De denkbeeldige lijn die men van het dakvlak doortrekt moet in de goot liggen. Een handige maatstaf is dat wanneer een ladder vlak op het dak wordt geplaatst (t.b.v. onderhoud, schoorsteenvegen etc.) deze in op de gootbodem kan rusten.
  • Bij meerdere panden onder één dak is het sterk aan te bevelen om het aanbrengen van het isolatiemateriaal collectief te laten plaats vinden. Immers wanneer het ene pand een dikker dakpakket krijgt en het andere niet, ontstaan er sprongen in het dak. Ook is de kans op lekkage op de overgang dan groter. Bij beschermde monumenten wordt afzonderlijke isolatie vanaf de buitenzijde van dakvlakken die deel uitmaken van een doorlopend dakvlak doorgaans niet toegestaan.