De meest voorkomende verwarmingsinstallatie is een CV-ketel die gekoppeld is aan radiatoren. Een alternatief zijn convectoren, vaak verzonken in de grond, maar er zijn ook wandconvectoren. Radiatoren geven convectie- en stralingswarmte af in tegenstelling tot convectoren die alleen convectiewarmte afgeven. Radiatoren geven daarmee vaak een iets hoger comfort.
Het vervangen van een verouderde ketel door een energiezuinige HR++ ketel betekent een sterke reductie van het gasverbruik. Deze ketels hebben een extra hoog rendement doordat elke kuub aardgas bijna geheel wordt omgezet in nuttige warmte. Het meest toegepast zijn zogenaamde combi-ketels, waarbij ook warm water wordt geleverd. Afhankelijk van de gevraagde hoeveelheid warm water en comfortvraag kan er ook een (elektrische) boiler worden toegepast. Er bestaan ook mogelijkheden om de ketels aan een zonneboiler te koppelen. Een andere mogelijkheid is de combinatie van de ketel met een warmtepomp, een zogenaamde hybride warmtepomp, waarbij de ketel alleen nog zorg draagt voor warm water en bijverwarmt tijdens koudepieken; zie Warmtepomp.
Aandachtspunten:
- Historische radiatoren, mits nog in een goede conditie verkerend, zijn vaak goed te koppelen aan de moderne ketels; mogelijk is door de omvang van de leidingen wel een zwaardere CV-pomp nodig.
- Bij historische interieurs zijn radiatoren vaak weggewerkt in kasten met een sleuf aan de onderzijde en sleuven of een rooster aan de bovenzijde. Hierdoor functioneert de radiator meer als een convector en hebben de gebruikers geen profijt van de stralingswarmte die een radiator afgeeft. Het is aan te bevelen, indien dit vanuit de kwaliteiten van het interieur kan, om te kijken of de kasten zo open mogelijk zijn te maken zodat de warmteafgifte zo min mogelijk wordt beperkt. Verder is het aan te bevelen om de kasten aan de muurzijde goed te isoleren zodat de warmte niet te veel in de constructie gaat zitten; zie Radiatorfolie.
- De rookgassen die HR++ ketels produceren bevatten veel vocht. Wordt voor de afvoer van rookgassen gebruik gemaakt van de oorspronkelijke schoorsteen is het raadzaam de schoorsteen hiertegen te beschermen met een flexibele binnenmantel.