Afhankelijk van de ouderdom zijn pannendaken beschoten of onbeschoten. In de loop van de negentiende eeuw werden kappen standaard beschoten. Oudere panden zijn van origine in de regel onbeschoten (men kijk rechtstreeks tegen de pannen aan), al kwam het beschieten van daken wel voor. Vaak werden er zogenaamde beschotluiken aangebracht om de pannen van binnenuit bij lekkage te kunnen aansmeren. Daken gedekt met koper, zink of leien waren meestal wel beschoten. Door de verbetering van dakpannen verdween de noodzaak de pannen vanaf de binnenzijde aan te smeren met een kalkmortel. Het beschieten werd toen de regel. Traditioneel gebonden rieten daken kennen overigens geen beschot.
Bij hellende daken kan een onderscheid gemaakt worden tussen een warm en koud dak-constructie. Technisch gezien is een warm dak doorgaans te verkiezen boven een koud dak omdat de gehele dakconstructie bij deze vorm van dakisolatie aan de warme binnenzijde ligt waardoor geen temperatuurverloop in de constructie kan optreden. Ook is de kans op vochtproblemen bij een koud dak-constructie groter dan bij een warm dak en hangt bij deze methode veel af van de deugdelijkheid van de uitvoering. Aan een warm dak-constructie daarentegen kleven ook een aantal nadelen. Zo moet bij de toepassing ervan eerst de bestaande dakbedekking eraf en opnieuw worden aangebracht. Dit is een meer ingrijpende en kostbare aangelegenheid dan een koud dak-constructie die eenvoudig van binnenuit kan worden aangebracht.
Een alternatief, bijvoorbeeld bij een lage zolder of zolder zonder verblijfsfunctie, is om niet het dak te isoleren maar de zoldervloer.
Vanuit het oogpunt van thermische isolatie is er geen wezenlijk verschil tussen een warm of koud dak-constructie. De één isoleert niet beter dan de ander. Wel zijn er technische verschillen en uiteenlopende kosten.
Bij hellende daken is er een onderscheid te maken tussen: