Daken

Via daken vindt veel warmteverlies plaats. Voor het na-isoleren van daken bestaan verschillende oplossingen. De mogelijkheden hangen af van het type dak, de aansluitingen op o.a. goten en gevels en het type dakbedekking.

Er is een onderscheid te maken tussen:

Koud dak constructie bij dakleer

Bij een koud dak-constructie bij dakleer wordt aan de binnenzijde isolatiemateriaal onder het beschot aangebracht. Tussen het beschot en het isolatiemateriaal dient een met buitenlucht geventileerde spouw van minimaal 30 mm te worden aangebracht. Rechtstreeks het isolatiemateriaal tegen het beschot aanbrengen leidt tot verstikking ervan. Het is van belang dat deze ventilatie goed gewaarborgd is zodat er geen vochtproblemen en rotting van de dakconstructie kunnen ontstaan. Ten behoeve van de ventilatie zullen ventilatiekappen moeten worden aangebracht. De uiteindelijke isolatiewaarde van de methode hangt sterk af van het gekozen product en de uiteindelijke dikte van de toegepaste isolatie.

De voordelen van een koud dak-constructie is dat het eenvoudig is aan te brengen vanaf de binnenzijde zonder dat de bestaande dakbedekking eraf moet, waarmee het minder ingrijpend en goedkoper is dan een warm dak-constructie. Daarnaast wordt het dakpakket aan de buitenzijde niet dikker waardoor er geen aansluitingsproblemen kunnen ontstaan bij bijvoorbeeld goten en geveltoppen.

Warm dak constructie bij dakleer

Bij een warm dak-constructie bij dakleer wordt aan de buitenzijde op het dakbeschot isolatiemateriaal aangebracht. Het dakleer wordt vervolgens rechtstreeks op het isolatiemateriaal aangebracht. Een nadeel van een warm dak is wel dat de bestaande dakbedekking moet worden vervangen waardoor het een ingrijpende en dure oplossing is. Een tweede nadeel is dat het dakpakket dikker wordt en kan leiden tot aansluitingsproblemen bij bijvoorbeeld goten of geveltoppen. Om dit enigszins te ondervangen kunnen dunnere isolatieplaten worden toegepast. Wel is het van belang dat er een hard isolatiemateriaal wordt toegepast. De uiteindelijke isolatiewaarde van deze methode hangt sterk af van het gekozen product en de uiteindelijke dikte van de toegepaste isolatie.

Aandachtspunten:

  • Bij beschermde monumenten wordt vaak verlangd dat er geen nieuwe bitumineuze dakdekking wordt aangebracht maar dat deze wordt vervangen door een beter passend en historisch verantwoorde dakbedekking.
  • Het dakvlak moet altijd lager liggen dan de geveltop.
  • De denkbeeldige lijn die men van het dakvlak doortrekt moet in de goot liggen. Een handige maatstaf is dat wanneer een ladder vlak op het dak wordt geplaatst (t.b.v. onderhoud, schoorsteenvegen etc.) deze nog in op de gootbodem kan rusten.
  • Bij meerdere panden onder één dak is het sterk aan te bevelen om het aanbrengen van het isolatiemateriaal collectief te laten plaats vinden. Immers wanneer het ene pand een dikker dakpakket krijgt dan het andere, ontstaan er sprongen in het dak. Ook is de kans op lekkage op de overgang dan groter. Bij beschermde monumenten wordt afzonderlijke isolatie vanaf de buitenzijde van dakvlakken die deel uitmaken van een doorlopend dakvlak meestal niet toegestaan door monumenteninstanties.

Onderschoten rieten dak

De mogelijkheden van na-isolatie zijn afhankelijk of het een bestaand of nieuw aan te brengen onderschoten dak betreft.

Een bestaand (niet geïsoleerd) onderschoten dak

Aangezien bij een onderschoten rieten dak een ventilatievoorziening voor een luchtspouw lastig is te realiseren, is de meest geëigende methode het isolatiemateriaal rechtstreeks tegen de binnenzijde van de dakplaat aan te brengen. Het isolatiemateriaal moet naadloos aansluiten op de dakplaat. Ook moet de dampremmende laag aan de binnenzijde naadloos doorlopen. Wanneer dit niet het geval is, kunnen vochtophopingen ontstaan waardoor het dakbeschot of de dakconstructie kan gaan rotten. Bij deze oplossing ontstaan vaak de meeste problemen door een onzorgvuldige uitvoering, het niet volledig vlak zijn van de dakplaat of het uitzakken van het isolatiemateriaal.

Een nieuw aan te brengen onderschoten dak

Bij een nieuw onderschoten dak kan gebruik worden gemaakt van een sandwichpaneel waarin de isolatie en dampremmende laag zijn opgenomen. Het riet wordt vervolgens op het geïsoleerde paneel bevestigd. De draagconstructie van het dak blijft dan in het zicht. Met onderschoten daken is weliswaar al ruime tijd ervaring maar een onderschoten dak met geïsoleerde platen is een relatief nieuwe methode waardoor er nog weinig bekend is over de levensduur op de lange termijn. Een andere toegepaste oplossing is een waterkerende laag op een dakplaat aanbrengen met daarop een (dikker) rietpakket. Het riet geeft dan een zekere isolatiewaarde.

Een alternatief is een waterwerende plaklaag of dakleer aanbrengen op het dakbeschot waarop een dikker rietpakket wordt aangebracht. De combinatie geefteen isolatiewaarde afhankelijk van de dikte van het rietpakket. Bij een rietdikte van 400 mm heeft rekenkundig (NEN 1068) een dak een warmteweerstand (Rc) van 2,1 W/m²K.

Aandachtspunten:

  • Bij beschermde monumenten wordt het toepassen van een onderschoten dak pas toegestaan wanneer het bestaande riet aan vervanging toe is. Bij daken met een hoge monumentale waarde wordt het onderschieten meestal niet toegestaan.
  • Bij beschermde monumenten wordt verlangd dat de bestaande bindlatten worden gehandhaafd.

Gebonden rieten dak

Bij een traditioneel gebonden dak kijkt men van onderaf tegen het riet en de bindlatten aan. Het rieten dak moet goed geventileerd worden om verstikking te voorkomen. De isolatiewaarde van het gebonden rieten dak zelf is verwaarloosbaar. Voor het na-isoleren moet aan de binnenzijde een achterzetwand worden geplaatst waarbij tussen de achterzetwand en de rietlatten minimaal 15 cm ventilatieruimte moeten worden vrij gehouden om verstikking van het riet te voorkomen. Hierdoor wordt de constructie (nagenoeg) volledig aan het zicht onttrokken. Het voordeel is dat het bestaande riet kan worden gehandhaafd waarmee het een minder ingrijpende en kostbare onderneming is. Het is voor het behoud van het dak van groot belang dat de luchtspouw goed en volledig wordt geventileerd om schimmels etc. door vochtophoping te voorkomen. Ook is het van belang dat het isolatie van een goede aansluitende dampremmende laag is voorzien aan de binnenzijde of dat vochtregulerend isolatiemateriaal wordt toegepast.

Mits goed geventileerd is een gebonden dak een beproefde en duurzame oplossing.

Koud dak-constructie bij zinken en koperen daken

Bij een koud dak-constructie bij zinken en koperen daken wordt onder het beschot in combinatie met een luchtspouw het isolatiemateriaal aangebracht. De ruimte tussen het isolatiemateriaal en het beschot moet goed geventileerd worden met buitenlucht. Het is van belang dat deze ventilatie goed gewaarborgd is omdat er anders vochtproblemen kunnen ontstaan die rotting van de dakconstructie tot gevolg hebben. Het isolatiemateriaal kan niet rechtstreeks tegen het beschot worden aangebracht omdat het tot verstikking van het beschot kan leiden. De uiteindelijke isolatiewaarde van de methode hangt sterk af van het gekozen product en de uiteindelijke dikte van de toegepaste isolatie.

Het voordeel van een koud dak-constructie is dat de bestaande dakbedekking kan worden gehandhaafd waarmee het minder ingrijpend en goedkoper is dan een warm dak-constructie. Daarnaast wordt het dakpakket aan de buitenzijde niet dikker waardoor er geen aansluitingsproblemen kunnen ontstaan bij bijvoorbeeld goten en geveltoppen. Een nadeel is echter wel dat de dakconstructie deels aan het zicht wordt onttrokken.

Warm dak-constructie bij zinken en koperen daken

Bij een warm dak-constructie bij zinken en koperen daken wordt op het dakbeschot isolatiemateriaal aangebracht. Op het isolatiemateriaal wordt een zogenaamde structuurlaag aangebracht (een laag die het eventuele vocht onder het zink of koper kan afvoeren) met daarop rechtstreeks de metalen dakbedekking. Bij deze oplossing moet de dakbedekking goed regendicht zijn omdat de waterafvoerende capaciteit van de structuurlaag beperkt is. Vandaar dat deze oplossing niet geschikt is bij de toepassing van lossanges (ruitvormige zinken of koperen leien) en alleen toepasbaar is bij gefelste of roevendaken. Verder is de toepassing van een goede dampwerende laag aan de binnenzijde onder het isolatiemateriaal van groot belang om condensatieproblemen te voorkomen.

Het nadeel van een warm dak-constructie is dat de bestaande metalen dakbedekking moet worden vervangen waardoor het een ingrijpende en dure oplossing is. Een tweede nadeel is dat het dakpakket dikker wordt waardoor aansluitingsproblemen kunnen optreden bij bijvoorbeeld goten of geveltoppen. De uiteindelijke isolatiewaarde van de methode hangt sterk af van het gekozen product en de uiteindelijke dikte van de toegepaste isolatie. Een voordeel van een warm dak-constructie is dat de dakconstructie in het zicht blijft.

Aandachtspunten:

  • Monumenteninstanties staan bij beschermde monumenten alleen een warm dak toe wanneer de bestaande dakbedekking aan vervanging toe is.
  • Het dakvlak met metaal moet altijd lager liggen dan een geveltop. Bij weinig ruimte kan eventueel gewerkt worden met een verholen goot.
  • De denkbeeldige lijn die men van het dakvlak doortrekt moet in de goot liggen. Een handige maatstaf is dat wanneer een ladder vlak op het dak wordt geplaatst (t.b.v. onderhoud, schoorsteenvegen etc.) deze nog in op de gootbodem kan rusten.
  • Bij meerdere panden onder één dak is het sterk aan te bevelen om het aanbrengen van het isolatiemateriaal collectief te laten plaats vinden. Immers wanneer het ene pand een dikker dakpakket krijgt en het andere niet, ontstaan er sprongen in het dak. Ook is de kans op lekkage op de overgang dan groter. Bij beschermde monumenten wordt afzonderlijke isolatie vanaf de buitenzijde van dakvlakken die deel uitmaken van een doorlopend dakvlak, meestal niet toegestaan door monumenteninstanties.

Koud dak constructie bij leien daken

Bij een koud dak-constructie bij een leien dak wordt aan de binnenzijde onder het beschot of op een afstand van de leilatten isolatiemateriaal tussen de sporen aangebracht. De voordelen van deze aanpak zijn dat het eenvoudig vanaf de binnenzijde is aan te brengen zonder dat de bestaande leien eraf moeten, waarmee het minder ingrijpend en goedkoper is dan een warm dak-constructie. Daarnaast blijft het dakpakket aan de buitenzijde hetzelfde en ontstaan er geen aansluitingsproblemen bij bijvoorbeeld goten en geveltoppen.

Bij beschoten daken moet tussen het beschot en het isolatiemateriaal een met buitenlucht geventileerde spouw van minimaal 30 mm worden aangebracht. Rechtstreeks het isolatiemateriaal tegen het beschot aanbrengen kan leiden tot de verstikking ervan. Het is van belang dat deze ventilatie goed gewaarborgd is omdat anders vochtproblemen kunnen ontstaan die leiden tot een rottende dakconstructie. Ten behoeve van de ventilatie zullen ventilatiekappen moeten worden aangebracht.

Warm dak-constructie bij leien daken

Bij een warm dak-constructie bij leien daken wordt aan de buitenzijde op het dakbeschot isolatiemateriaal aangebracht. Om de leien te kunnen dragen zullen tengels en leilatten moeten worden aangebracht. De uiteindelijke isolatiewaarde van deze methode hangt sterk af van het gekozen product en de uiteindelijke dikte van de toegepaste isolatie. De ruimte tussen het isolatiemateriaal en de leien dient goed geventileerd te worden. Ook is een dampwerende laag aan de binnenzijde onder het isolatiemateriaal van groot belang om condensatieproblemen te voorkomen.

Helaas wordt in de praktijk vaak het bestaande dakbeschot verwijderd en een geïsoleerde dakplaat aangebracht, waarop de leien worden gespijkerd. Deze methode is sterk af te raden omdat de dakplaat door vocht onder de leien kan verstikken; ook wordt de leidekking hierdoor overmatig aan vocht bloot gesteld en zal de levensduur hierdoor verkleinen. De toepassing van een waterkerende laag onder de leien voorkomt dit niet.

De nadelen van een warm dak zijn dat alle bestaande leien eraf moeten waardoor het een meer ingrijpende en duurde oplossing is. Bovendien sneuvelen veel leien wanneer ze van het dak worden afgehaald. Een tweede nadeel is dat het dakpakket aan de buitenzijde dikker wordt waardoor aansluitingsproblemen kunnen optreden bij bijvoorbeeld goten of geveltoppen.

Aandachtspunten:

  • Monumenteninstanties staan bij beschermde monumenten vaak alleen een warm dak toe wanneer de bestaande leien aan vervanging toe zijn.
  • Het dakvlak met leien moet altijd lager liggen dan een geveltop zodat er voldoende ruimte is om een goede loodafdekking te verwezenlijken bij de rand. Verholen goten bij een leien dak worden bij beschermde monumenten doorgaans niet toegestaan.
  • De denkbeeldige lijn die men van het dakvlak doortrekt moet in de goot liggen. Een handige maatstaf is dat wanneer een ladder vlak op het dak wordt geplaatst (t.b.v. onderhoud, schoorsteenvegen etc.) deze nog op de gootbodem kan rusten.
  • Bij meerdere panden onder één dak is het sterk aan te bevelen om het aanbrengen van het isolatiemateriaal collectief te laten plaats vinden. Immers wanneer het ene pand een dikker dakpakket krijgt en het andere niet, ontstaan er sprongen in het dak. Ook is de kans op lekkage op de overgang dan groter. Bij beschermde monumenten wordt afzonderlijke isolatie vanaf de buitenzijde van dakvlakken die deel uitmaken van een doorlopend dakvlak, meestal niet toegestaan door monumenteninstanties.

Koud dak constructie bij pannendaken

Bij een koud dak-constructie bij hellende pannendaken wordt aan de binnenzijde onder het beschot of op een afstand van de pannen tussen de spanten of gordingen, isolatiemateriaal aangebracht. Het voordeel is dat het eenvoudig is aan te brengen vanaf de binnenzijde zonder dat de bestaande pannen eraf moeten, waarmee het een minder ingrijpend en goedkopere methode is dan een warm dak-constructie. Daarnaast wordt het dakpakket aan de buitenzijde niet dikker waardoor er geen aansluitingsproblemen kunnen ontstaan bij bijvoorbeeld goten en geveltoppen. De uiteindelijke isolatiewaarde van deze methode hangt sterk af van het gekozen product en de uiteindelijke dikte van de toegepaste isolatie.

Bij een koud dak doen zich om bouwfysische redenen sneller vochtproblemen voor dan bij een warmdak-constructie. Veel hangt af van de uitvoering. Bij een minder zorgvuldige uitvoering kunnen vochtproblemen ontstaan. Een bijkomend nadeel is dat de dakconstructie deels aan het zicht wordt onttrokken.

Bij beschoten daken zijn er twee manieren om het isolatiemateriaal aan te brengen:

Rechtstreeks tegen het beschot

Het voordeel is dat het isolatiepakket minder dik wordt en daardoor minder ver naar binnen komt. Wel moet het isolatiemateriaal naadloos aansluiten op het dakbeschot en geen luchtruimtes bevatten. Ook moet de dampremmende laag aan de binnenzijde naadloos doorlopen. Wanneer dit niet het geval is kunnen er vochtophopingen ontstaan waardoor het dakbeschot of de dakconstructie kan gaan rotten. Vaak ontstaan bij deze oplossing in de praktijk veel problemen door een onzorgvuldige uitvoering of het niet volledig vlak zijn van het beschot en het uitzakken van het isolatiemateriaal.

Met een geventileerde luchtspouw

Een luchtspouw van minimaal 30 mm wordt aangebracht tussen het beschot en het isolatiemateriaal. Deze luchtspouw moet geventileerd worden met buitenlucht. Het is van belang dat deze ventilatie goed gewaarborgd is omdat anders vochtproblemen kunnen ontstaan die kunnen leiden tot een rottende dakconstructie. In de praktijk is gebleken dat het boren van een paar gaten onder en boven in het dakbeschot op termijn niet toereikend is. De gaten kunnen door o.a. vuil en stof dichtslibben. Het is daarom aan te bevelen om voldoende ventilatieroosters aan te brengen.